Intro: D G A D Verse: 1 D D Gmaj7 A7 D Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot, D Bm7 Em7 A7 D de sloot die was bevroren, de kikkertjes half dood. B7 Em A D A7 Ze kwekten niet, ze kwakten niet van honger en verdriet. D Bm Em A7 D D Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot. Verse: 2 D D Gmaj7 A7 D De jongste, die een wijsneus was, zei tot zijn kameraads: D Bm7 Em7 A7 D die malle nachtegalen wat hebben zij een praats, B7 Em A D A7 was eerst het ijs maar in de dooi, wij zongen net (een) zo mooi. D Bm Em A7 D D Was eerst het ijs maar in de dooi, wij zongen eens zo mooi. Verse: 3 D D Gmaj7 A7 D De milde, (maar toen de) lieve lente kwam, zij kwaakten d’oude wijs, D Bm7 Em7 A7 D als zij dat zingen noemen wens ik ze weer in het ijs. B7 Em A D A7 Ik geef die kikkers allemaal voor ene nachtegaal. D Bm Em A7 D D De milde lieve lente kwam, aij kwaakten d’oude wijs (ik geef die kikkers allemaal voor ene nachtegaal).