Intro E A E B7 E verse 1 E A E Al de droeve winterdagen zijn vergeten en voorbij E B7 en ’t wordt tijd dat we gaan denken aan kongee E A E Als het zonnetje gaat schijnen gaan we met de auto rijden B7 E Goed ver weg van al de rommel in de stee. A E Alleman wil al eens vluchten uit de sleur, F# B7 we gaan er voor een week of drie van door. E A E En we trekken naar den buiten, daar staan bomen, da’s gezond E B7 E goed ver weg van al de rommel in de stee. verse 2 E A E We vertrekken in de vroegte swens dat heel de straat nog slaapt E B7 en het zonneke komt piepen door de ruit. E A E ’t Was gepland om halfacht, maar om kwartje van de zessen E B7 E zijn w’al stilletjes het hoekske omgedraaid. A E Heel het jaar hebben we gewroet met d’anderen mee; F# B7 zo gaan we nog wat hebben aan ons pree. E A E En we trekken naar den buiten, daar staan bomen da’s gezond, E B7 E goed ver weg van al de rommel in de stee. verse 3 E A E Op de grote baan gekomen liggen alle wegen open E B7 en we voelen ons getweekes heel tevree. E A E Van met Pasen is het geleden dat we naar den buiten reden E B7 E met ons bokes en ons termoske met thee. A E En al gaat het met ons kar maar stillekes aan F# B7 zo rijden we geen kiekes van de baan. E A E Want we trekken naar den buiten, daar staan bomen da’s gezond, E B7 E goed ver weg van alle rommel in de stee. verse 4 E A E In het bos legt mijn lief vrouwke een groot tafellaken open E B7 swens dat ik gaan zien of da’k wat eten vind. E A E Want een Antwerpse toerist, laat ons zeggen gelijk het is E B7 E kan niet leven zonder frieten met een pint. A E Pikkenikken in het bos dat is gezond F# B7 en we smijten geen papierkes op de grond. E A E Want we zijn hier op den buiten, proper mensen van de stad E B7 E waar dat alles naar het zweet en ’t werken stinkt. Verse 5 NC E NC A NC E Als den avond is gevallen zijn de koeien in de stallen NC A Bb B en de boerkes zitten thuis voor den TV. NC E NC A NC E Plooien wij ons tentje open en we kruipen dicht bijeen NC B7 E en genieten van de avondlijke vree. A E Daar zijn vliegen, muggen, wepsen en zo meer F# B7 maar ze laten ons gerust voor ene keer. E A E Want we zijn hier op den buiten, hier is’t ’s avonds zo gezond E B7 E goed ver weg van alle de rommel in de stee. Verse 6 E A E En na drie sublieme weken in dat vreedzaam boerengat E B7 gaan ons gedachten terug naar Meir en Keizerlei. E A d’ Er is niks zo goed als ’t Scheld, en de Melkmarkt en de E E B7 E Groenplaats, waar ge uren kunt staan wachten op tram drie. A E Al het koren is verdwenen van het veld, F# B7 en we zitten al twee dagen zonder geld. E A E Dus we nemen het besluit van ons schupken af te kuisen, E B7 E en ons vogelvrije dagen zijn geteld Verse 7 E A E Als we terug zijn in de stad, is er echt nog niks veranderd, E B7 en de mensen doen nog altijd even druk. E A E Al ons vrienden moeten horen hoe dat we op den buiten woonden E B7 E in ons tentje voor drie weken aan een stuk. A E Och, het was ne formidabele kongee, F# B7 maar ons vrienden zeggen: volgend jaar dan gaan we mee. E A Want als het zonneke terug gaat schijnen gaan we met den auto E E B7 E rijden, goed ver weg van alle rommel in de stee.