Voor het couplet, bridge, tussenspel, intro en outro wordt telkens
het onderstaande tokkelpatroon gebruikt:
e |------x----------|
B |---------x-------|
G |-x----------x----|
D |----x------------|
A |-----------------|
E |-----------------|
Voor het refrein sla je de snaren om de beurt van laag naar hoog aan.
Intro:
Bb Ab Eb Cm Bb Ab Eb
Eb Bb Ab
Er is een engel uit de hemel weggevlogen
Eb Cm
en ze heeft haar glazen vleugels afgelegd.
Bb Ab
Toen ze alles had gedaan om weg te mogen
Eb
kwam ze met een zachte landing
Cm
in mijn warme bed terecht.
Gm
Als ze lacht dan klinken duizenden violen
Bb Fm
en in haar ogen staat een grote regenboog.
Ab Eb
Er is iets hemels in haar aardse lijf verscholen
Fm
ook al zie je dat niet met het blote oog.
REFREIN:
Bb Eb
Zij is niet van deze wereld,
F Bb
zij is niet van deze tijd,
Eb Eb6
want ze tovert met haar handen,
F Bb
maakt de nacht een eeuwigheid.
Eb
Ik proef de liefde op haar lippen,
F Bb
hoor de zomer in haar stem
Eb Eb6
en het lijkt als zij me aanraakt,
F Bb
of ik in de wolken ben.
TUSSENSPEL:
Ab Eb Cm
Er is een engel uit de hemel weggeslopen
en nu ligt ze hier, verlegen en verdwaald.
Heel voorzichtig gaan haar mooie ogen open
en wat ik daarin kan lezen blijft voorlopig onvertaald.
Maar ze streelt me met haar zachte, lieve handen
en dat vind ik voor het ogenblik genoeg.
Wat een geluk dat ze nou net naast mij wou landen,
ik heb met haar een zalig leven voor de boeg.
REFREIN
Bridge:
Eb
En als de morgen komt
Ab Gm
gaat ze hier vandaan.
F Eb
Ik weet niet wat het is
F Dm
maar ik moet haar laten gaan.
TUSSENSPEL:
G C F G C F / G C
C F
Ik proef de liefde op haar lippen,
G C
hoor de zomer in haar stem
F
en het lijkt als zij mij aanraakt,
G C
of ik in de wolken ben.
OUTRO:
Bb F F C